[Geschiedenis van het trekpaard]


Het paard als trekdier

Verkorte inhoud

Julius Caesar zag dat het goed was
Oostenrijkse bloeiperiode...ook voor het paard
Den Oude Dikke van Wijnhuyze
Oprichting van "le Cheval de trait Belge"
De Fransen in eigen huis verslagen
Machines vervangen paarden

Julius Caesar zag dat het goed was...

Onze voorouders hebben doorheen de geschiedenis paardenrassen gefokt. Reeds in de tijd van Julius Caesar fokten de Trevieren in de huidige provincie Luxemburg het Ardense paard, een onvermoeibaar en zeer gehard dier. Ook in de Vlaamse zeevlakte werden sinds de Middeleeuwen grote en sterke paarden gefokt met goede gang en vlugge draf. Zij waren de ideale paarden voor zwaar bepantserde en bewapende ridders die naar de oorlog trokken. Na de uitvinding van het buskruit was de rol van de gepantserde ruiterij op het slagveld uitgespeeld en de krijgsstrategie vereiste eerder snelle paarden.

Oostenrijkse bloeiperiode ... ook voor het paard

Tijdens het grootste deel van de 18de eeuw werd ons land, op het Prinsbisdom Luik na, bestuurd door de Oostenrijkse Habsburgers. De Oostenrijkse periode was een tijd van voorspoed. De landbouw ontwikkelde zich, de landbouwwerktuigen verbeterden en de vraag naar sterke werkpaarden nam toe. Er werden verkeerswegen aangelegd en kanalen gegraven. Het reizigersverkeer breidde uit met snelle postkoetsen. Er was dus een grote vraag naar koetspaarden.

Den Oude Dikke van Wijnhuyze

In het midden van de 19de eeuw werden in vrijwel alle provincies van overheidswege kruisingsexperimenten aangemoedigd, nu met trekpaardhengsten van Franse oorsprong. Het gebied tussen de Dender en de Schelde in het zuidoosten van Oost-Vlaanderen was één van de weinige streken in Vlaanderen waar het Vlaams paardenras nog zuiver gefokt werd. De stamboom van de hengsten uit deze streek gaat terug tot den Oude Dikke van Wijnhuyze, geboren in 1835. Tussen de afstammelingen van deze hengst vinden we Gugusse-Orange I, geboren te Grimmingen in 1863. Alle huidige stamboektrekpaarden in ons land stammen af van deze merkwaardige Vlaamse hengst. Vanaf 1870 begon ook de overheid in te zien dat kruising met vreemde rassen uit den boze is. De fokkerij geraakte eindelijk op de goede weg. Het basisprincipe was selectie binnen het ras.

Oprichting van "Le Cheval de trait Belge"

Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in 1878 in Parijs werd een internationale paardententoonstelling gehouden. Aan de in Henegouwen geboren hengst Brillant, zoon van Gugusse-Orange I, werd de eerste prijs toegekend. Aangemoedigd door de talrijke internationale successen beslisten een aantal paardenliefhebbers in 1886 de vereniging Le Cheval de trait Belge op te richten, met als doelstellingen:

uit de trekpaardvariëteiten die in ons land aanwezig waren, een uniform ras van hoge kwaliteit te fokken, Belgisch trekpaard genoemd.

een studboek uit te geven, waarin de afstamming van de trekpaarden genoteerd wordt.

jaarlijks een nationale prijskamp te organiseren om de fokkerij te stimuleren.

Het uniforme ras, waarnaar gestreefd werd, werd vrij snel gevormd door vermenging van de paarden uit de Denderstreek met die uit de streek van Nijvel en uit het dal van de Méhaigne, een zijriviertje van de Maas. Twee fokgebieden die al jarenlang bekend waren om de kwaliteit van hun paarden. Het ras verspreidde zich over heel België, met uitzondering van de provincie Luxemburg, waar nog het Ardense trekpaard gefokt werd. Vooral in de provincies Brabant en Henegouwen werd de fokkerij zeer intens bedreven, vandaar dat dikwijls ten onrechte de benaming Brabants trekpaard gebruikt wordt.

De Fransen in eigen huis verslagen

In 1900 werd in Parijs een trekpaardenwedstrijd gehouden met een uitzonderlijke internationale weerklank. In feite ging daar beslist worden welke het beste trekpaardenras van de hele wereld was: het Belgische ras of één van de Franse rassen. Zowel in de reeks van de hengsten als in die van de merries won een Belgisch paard. De ontgoocheling van de Franse fokkers was groot, maar ons trekpaard werd wereldberoemd. Juist voor de eerste wereldoorlog werden tot 35.000 trekpaarden per jaar uitgevoerd naar Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Canada, Argentinië, Rusland, Italië, Zweden, Denemarken en Nederland.

De nationale trekpaardenprijskamp was elk jaar een schitterende gebeurtenis, waarop de koning, de koninklijke familie en vertegenwoordigers van buitenlandse koningshuizen aanwezig waren. In populaire weekbladen was dit evenement voorpaginanieuws. Voor uitstekende hengsten werden toen forse bedragen geboden. Espoir de Quaregnon, de nationale hengstkampioen van 1929, werd verkocht voor 1 miljoen frank, een enorme som in die tijd.

Machines vervangen paarden

Vanaf 1920 werd voor het vervoer op de weg het trekpaard vervangen door vrachtwagens. Vanaf 1950 werd ook in de landbouw mechanische tractie algemeen toegepast. In de bosontginning heeft het trekpaard nog steeds een rol, vooral in de moeilijk toegankelijke bossen. Toch is de fokkerij nu grotendeels een liefhebberij geworden. Het aantal goedgekeurde fokhengsten, dat in 1961 nog 428 bedroeg, is nu gedaald tot 75. Het aantal in het stamboek geregistreerde veulens bereikte met 450 een minimum in 1988. Sinds 1989 is er een heropleving van de fokkerij, mede doordat de Vlaamse gemeenschap een premie uitbetaalt per ingeschreven veulen. Meewerken aan de wederopbouw van dit Belgisch monument is dan ook de uitdaging van de fokkerij.